Datering
Maker Mathijs Ankringa

Betimmering in classicistische stijl

Betimmering uitgevoerd in Lodewijk XVI-stijl. De betimmering bestaat uit vier pilasters met zware korintische kapitelen. Zij dragen een rijk geprofileerde, verkropte kroonlijst, die versierd is met 35 kleine consoles met gesneden bladornamenten. Tussen de middelste pilasters bevindt zich een kastje dat wordt afgesloten door twee paneeldeurtjes en omgeven door een lijst van gesneden laurierbladen.
De betimmering werd in 1794 gemaakt ter versiering van de verbinding van het pand Kleinzand 22 met het achterhuis van het pand Kleinzand 24 van Berend Alring (Leer 1778 - Sneek 1824) te Sneek. Omstreeks 1845 werd de betimmering verplaatst en uitgebreid in opdracht van Berend Alring Hesselink toen deze het voorhuis van Kleinzand 24 ook bij Kleinzand 22 trok. Het linker deel markeerde toen een doorgang en het rechter deel was een nis voor een fonteintje. Waarschijnlijk werd toen een imitatie eikenhout-beschildering aangebracht op deuren en lijsten en een witte marmering op de pilasters.
De betimmering werd in 1954 geplaatst in het Fries Scheepvaart Museum. De beschildering van eikenout-imitatie en witte gemarmerde pilasters werd toen hersteld. Bij verplaatsing en restauratie van de betimmering in 1987 bleek dat deze in twee fasen is ontstaan, dat ze voor een deel uit eikenhout en voor een deel uit grenenhout bestond en dat het oudste deel een lichtgroene beschildering had gehad. Op basis van de gevonden kleurrestanten is de betimmering toen lichtgroen geschilderd, zijn de pilasters van een groen-rode sier-marmering voorzien en de plint en kapitelen van een zwarte marmering met gele aders.
literatuur: - Sneeker Nieuwsblad 13 en 20 maart 1953 en 21 mei 1954 - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1988, p. 48. - Jaarverslag Fries Scheepvaart Museum 1952 - S. ten Hoeve, Rococo in Friesland (Leeuwarden, 1991) pp. 31-32.

Identificatie
Titel
Betimmering in classicistische stijl
Objectnummer
FSM-C-005
Objecttype
  • Betimmeringen
  • Houtsnijwerk
    Houtsnijwerk is hout, dat bewerkt is met een stuk snijdgereedschap, waardoor het een bepaalde vorm krijgt. Dit wordt dan op bijvoorbeeld klokken of meubilair aangebracht om het er mooier uit te laten zien. Vroeger was dit het ambacht van de houtsnijder en de beeldsnijder, tegenwoordig wordt het vaak machinaal met een freesmachine aangebracht. (Wikipedia)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000010995
Over
Onderwerpen
  • Sneek
Werk
Breedte
cm
Hoogte
285.0 cm
Lengte
395.0 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Mathijs Ankringa
  2. Auke Bruinsma
Datering
Materiaal
  • Grenenhout
    Grenenhout is een houtsoort dat afkomstig is van de grove den (Pinus silvestris) met roodbruine noesten en jaarringen, harsrijk, vrij duurzaam. Deze houtsoort is voornamelijk uit Scandinavië en de Oostzeelanden ingevoerd. Oorspronkelijk werd het aangeduid als vuren, doordat de grove den in Noorwegen furuen wordt genoemd. Het hout van de zilverspar (granen) wordt sinds de 17e eeuw in Nederland vuren genoemd, dat van de grove den grenen. Deze verwarrende naamsverwisseling dient bij het lezen van oude bronnen terdege in de gaten gehouden te worden. (Haslinghuis)
  • Eikenhout
    Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary)Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA

Trefwoorden