Datering
Maker Pieter Piersma

Mastwortel.

Mastwortel. Bekroond met een zeemeermin. Eronder tien ringen, versierd met een uitbeelding van de evolutie: algen, insekten, bloemen, vissen, dinosaurussen, de mens (de meermin) en engelen. De mastwortel is geheel verguld en geplaatst op een masttop met vleugel. Het geheel bestaat uit een eikenhouten klos, daarop een grenenhouten masttop met twee gesmede ijzeren hanepoten. Aan de bovenste hanepoot hangt een enkelschijfs jachtblok met buitenbeslag. Uit deze masttop steekt een ijzeren pin met een eikenhouten kraal. Op de foto rust op de kraal een scheerhout met vleugel van het Stamboek Ronde- en Platbodemjachten (1976-103).
literatuur: - Catalogus Scheepssier in Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1991, nr. 43 - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1981, p. 14

Identificatie
Titel
Mastwortel.
Objectnummer
FSM-1981-478
Objecttype
  • Mastwortels
    Masttopversiering op het uiteinde van de trommelstok. De mastwortel is een stuk houtsnijwerk dat vaak uit een aantal fraai bewerkte ringen, die naar boven toe in diameter afnemen, bestaat. Op jachten werd deze vaak verguld. (De Binnenvaart)Uit hout gesneden stukken versiering die in de 17e, 18e en 19e eeuw de masttop en de nok van de spriet (soms ook de vlaggestok) van Nederlandse en Vlaamse binnenschepen en jachten versierden. (MARDOC)
  • Scheerhouten
    Tussen de eerste en de tiende heklat aangebrachte dunnere soort kluften. Wordt toegepast in het westen van het land. Zie kluften.
  • Scheepssier
    Al datgeen aan boord van een schip dat mooier gemaakt is dan strikt noodzakelijk is of dat voornamelijk voor het mooi aangebracht is. (De Binnenvaart)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000007351
Werk
Breedte
cm
Hoogte
138.0 cm
Lengte
cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Pieter Piersma
Datering
Materiaal
  • Appelhout
    Hout van de boom behorende tot het genus Pyrus malus, doorgaans afkomstig uit oude boomgaarden. Het is licht roodachtig bruin van kleur en wordt gebruikt voor het maken van handvatten, tabakspijpen en houten hamers. (Toegepaste Kunst Project, RKD)
  • Grenenhout
    Grenenhout is een houtsoort dat afkomstig is van de grove den (Pinus silvestris) met roodbruine noesten en jaarringen, harsrijk, vrij duurzaam. Deze houtsoort is voornamelijk uit Scandinavië en de Oostzeelanden ingevoerd. Oorspronkelijk werd het aangeduid als vuren, doordat de grove den in Noorwegen furuen wordt genoemd. Het hout van de zilverspar (granen) wordt sinds de 17e eeuw in Nederland vuren genoemd, dat van de grove den grenen. Deze verwarrende naamsverwisseling dient bij het lezen van oude bronnen terdege in de gaten gehouden te worden. (Haslinghuis)
  • Eikenhout
    Eiken is het hout van de Quercus robur. Het hout is hard en goed bestand tegen water. Het is in Noord-Europa op grote schaal gebruikt in de bouw, voor schepen, meubels en panelen. (Conservation Dictionary)Eikenhout is het hout van de eikenboom. Eikenhout is een zeer duurzame houtsoort met wijde poriën, en met brede glinsterende spiegels wanneer het dosse gezaagd is. Het is belangrijk materiaal voor balken, kappen, kozijnen, deuren, betimmeringen e.d.. Tot in de 17e zeer algemeen toegepast, tegenwoordig door schaarste kostbaar en als timmerhout vrijwel geheel door naaldhout verdrongen. Het laat zich goed besnijden en is daarom geschikt voor het maken van meubels. Voor betimmeringen gebruikte men graag wagenschot en gekloofde planken. Eikenhout werd doorgaans aangeduid naar de plaats van herkomst of naar de doorvoerhaven: bv. Deventer hout, Zutphense planken, Hasselts hout (aangevoerd langs de Overijsselse Vecht), Rijns eiken, Wezels hout (langs de Lippe, Ruhr en Rijn aangevoerd), Brabants hout. Noords eikenhout kwam uit Noord-Duitsland en de Oostzeelanden. In Oost-Nederland werd veel inlands eiken verwerkt. Thans is er in hoofdzaak Frans, Westfaals en Slavonisch eiken in de handel. (Haslinghuis)
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
  • Katoen
    Textiel gemaakt van katoenvezels. (Toegepaste Kunst Project, RKD)
  • Textiel
    Textiel is letterlijk 'al wat geweven is'. Het woord is afgeleid van het Latijnse woord 'texere' dat weven betekent. (Wikipedia)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA