Datering
Maker Onbekend

Scheepsmodel van een fregat.

Scheepsmodel van een fregat uit het laatst van de 18de of uit het begin van de 19de eeuw. Blokmodel. Schaal niet bekend. Rondhouten en tuigage: Het schip heeft een boegspriet met kluifhout en drie masten: een fokkemast, een grote mast en een bezaanmast. De fokkemast en de grote mast zijn in drieën gedeeld: een mast, een marssteng en een bramsteng. De fokkemast heeft alleen een marsteng. Op alle drie de masten wordt de overgang van mast naar marssteng gevormd door een mars (kraaienest) en een ezelshoofd. De marsen worden aan de achterkant afgeschermd met soort reling van rood zeildoek. De overgang van marssteng naar bramsteng in de voorste twee masten wordt met twee ezelshoofden gemaakt. De boegspriet steekt uit het voorschip en wordt aan de onderkant gehouden door een waterstag op de scheg en hangt aan de bovenkant in twee voorstagen van de fokkemast. Het kuishout op de boegspriet is bevestigd met een ezelshoofd en een woeling (gesjord touwwerk). Aan de onderkant wordt het kluifhout gehouden door een waterstag rechtstreeks op de scheg en door twee waterstagen doe worden geleid door een dubbele stampstok (schuin naar beneden wijzende stok aan de boegspriet, ook wel Spaanse ruiter genaamd). Aan weerszijden wordt het kluifhout gehouden door een boegwant van één hoofdtouw. Aan de bovenkant hangt het kluifhout in een voorstag van de fokkemast. De fokkemast wordt gehouden door twee voorstagen op de boegspriet en door een staand want van zes hoofdtouwen met weeflijnen (touwladders). De marssteng van de fokkemast wordt gehouden door een staand stengewant van vier hoofdtouwen met weeflijnen, vastgezet op de mars. De bramsteng van de de fokkemast wordt gehouden door een staand want van twee hoofdtouwen op de zaling van de marssteng en door drie bakstagen op het boeisel. De grote mast wordt gehouden door een voorstag op het voordek en door een staand want van zes hoofdlijnen met weeflijnen. De marssteng van de grote mast wordt gehouden door een voorstag op de fokkemars, door een staand stengewant van vier hoofdtouwen met weeflijnen en door een bakstag op het boeisel. De bramsteng van de grote mast wordt gehouden door een voorstag op de fokkemarssteng, door een staand want van twee hoofdlijnen op de zaling van de marssteng van de grote mast en door een lopend want op het boeisel. De bezaanmast wordt gehouden door een voorstag op de grote mast en door een staand want van vier hoofdtouwen met weeflijnen. De steng van de bezaan wordt gehouden door een voorstag op de mars van de grote mast, door een staand stengewant van drie hoofdtouwen met weeflijnen op de mars van de bezaanmast en door een lopend want op het boeisel. Het model is niet uitgerust met zeilen. Aan de rondhouten, vallen en schoten is echter wel te zien welke zeilen het schip kon voeren. Onder de boegspriet hangt een ra voor een blinde. Op de voorstagen van de fokkemast konden drie fokken of kluivers gehesen worden. Aan de fokkemast en aan de grote mast hangen vier ra's waaraan drie razeilen passen (aan de fokkemast een fok, een fokkemarszeil en een fokkebramzeil en aan de grote mast een grootzeil, een grootmarszeil en een grootbramzeil). Aan de onderste ra's van de fokkemast en de grote mast zijn spieren (verlengstukken) gemaakt, die worden uitgezet wanneer er lijzeilen gehesen worden. Aan de bezaanmast hangen geen ra's. Wel kan een latijnzeil (bezaan) met spriet gevoerd worden. De schoten aan de onderste ra's zijn belegd op de boeisels. De schoten van de bovenste ra's lopen naar de masten erachter. Aan de top van de spriet van het latijnzeil zijn geerden gemaakt die lopen naar het achterdek. Ze moeten de spriet in bedwang houden. De vallen van de ra's zijn belegd op nagelbanken onder aan de masten. Ook zijn er vallen en schoten belegd op de korvijnagels in de staande wanten. Op de toppen van de drie masten vergulde kloten. Op het achterschip een vlaggemast. Aan geen van de masten zijn vlaggen gehangen, ook niet aan de vlaggemast op het achterschip. De blokken zijn van hout en zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp: Het voorschip is rond en voorzien van een galjoen. Het achterschip is gepiekt. De spiegel is breed en plat en voorzien van snijwerk. De bodem is rond en voorzien van een kiel. Over de romp lopen twee berghouten. Het model van voor naar achter: Op de voorsteven een boegbeeld in de vorm van een leeuw. Daarachter het galjoen van drie opengewerkte regelingen. Onder het galjoen de kluisgaten waardoor de ankertouwen naar binnen lopen. Boven het galjoen aan weerszijden een botteloef. Dit is een schuin naar beneden wijzende stok die voorzien is van een blok, waardoor de boelijn van de fok moet lopen. Deze boelijn (bedoeld om de ra van de fok naar voren te trekken wanneer scherp aan de wind wordt gezeild) ontbreekt echter. Aan de einden van het galjoen zijn kraanbalken gemaakt. Daaraan hangen de ankers. Onder de rusten van de staande wanten en boven het bovenste berghout een rij geschutspoorten waaruit de lopen van twaalf kanonnen steken. Het voordek is verhoogd. Op de voorkant van het voordek een rij bolders. Daartussen twee naar voren gerichte kanonnen. Voor en achter de fokkemast twee nagelbanken. Achter de fokkemast een U-vormige schoorsteen, een rij bolders meet daartussen een houder voor de scheepsbel. Op het lagere middendek zijn de kanonnen te zien. Ze liggen op houten klossen die de rolpaarden moeten uitbeelden. Boven de kanonnen, langs de boorden zijn overdekkingen gemaakt, een soort gangboorden. In het midden van het middendek staat een sloep. Daaronder zijn de roosters gemaakt. Voor de grote mast staat een nagelbank. Het verhoogde achterdek begint achter de grote mast. Het is aan de voorkant voorzien van een metalen reling, die rondomd de grote mast loopt. Voor de bezaanmast is in het achterdek een trapgat gemaakt, dat omgeven is door een reling. Aan de voet van de bezaanmast een nagelbank. Achter de bezanmast een stuurrad. De spiegel loopt breed uit en is voorzien van houtsnijwerk (krulmotieven). Aan de bovenkant van de spiegel twee lantaarns. De galerij eronder heeft zeven toogvormige ramen met opgeschilderde roeden. De galerij loopt over het achterschip door naar voren (aan weerszijden drie ramen). In de wulf (ruimte tussen galerij en waterlijn) zijn twee openingen met luiken gemaakt. Waarschijnlijk zijn het geschutspoorten. Dat maakt het totaal aantal kanonnen dan 28. Kleuren: De romp is gedeeltelijk gelakt en gedeeltelijk geverfd. Het brede berghout is zwart, het smallere berghout erboven is gelakt. Het gedeelte onder het berghout (onderwaterschip) is wit. De spiegel, de lantaarns, de galerijen en delen van de wulf zijn verguld, evenals de rusten, de regelingen van het galjoen en de galjoenleeuw. De boeisels van voor- en achterdek zijn zwart met vergulde biezen. De dekken zijn zwart. De relingen op het achterdek en het stuurrad zijn verguld. De rolpaarden van de kanonnen zijn rood. De rondhouten (masten en ra's) zijn ongeverfd. Accessoires: stander.
Het model lijkt op het model van het fregat Pallas met inv.nr. 1980-106. Dit model stamt uit dezelfde tijd en zal ook een Friese oorsprong hebben. Notaris Nanne Ottema verwierf het model in Workum. Bij verwerving werd gezegd dat het zou zijn gebouwd door een zeekapitein. Ottema gaf het in 1954 in bruikleen aan het museum. Het model werd gerestaureerd in het museum van Braake (Duitsland). Na zijn dood in 1955 ging het model niet retour naar de Ottema-Kingma-stichting, maar kwam terecht bij dr. H. Halbertsma. Hij liet het model rond 1970 voor een tweede maal restaureren door een personeelslid van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam. Een fregat is in het algemeen een oorlogsschip met één volle laag geschut, soms aangevuld met kanons op bak en campagne. Het fregat had meestal één of twee dekken en weinig opbouw. De eerste Nederlandse fregatten hadden een platte spiegel. Na 1720 werd deze, onder invloed van Engelse bouwmeesters, vervangen door ronde spiegels. Ze waren als volschip getuigd: drie masten. De vorm en de bouw waren gericht op snelheid en niet op een hechte constructie, zoals bij linieschepen. Ze waren bestemd om dienst te doen als verkenner of voor het overbrengen van berichten. De vroege fregatten waren derhalve klein en bewapend met niet meer dan twaalf stukken. Latere fregatten waren groter en voerden 54-60 stukken. In de negentiende eeuw waren er ook koopvaardijfregatten, die qua vorm en tuigage leken op de oorlogsfregatten maar waren ingericht voor de handelsvaart.
literatuur: - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1956 - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1995, p. 24-25 - Sneeker Nieuwsblad 20 september 1956

Identificatie
Titel
Scheepsmodel van een fregat.
Objectnummer
FSM-1995-398
Objecttype
  • Scheepsmodellen
    Nabootsing van een vaartuig op klein formaat. (Encyclo.nl)
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000015280
Over
Onderwerpen
  • Fregatten
    Zeilschip met één doorlopend geschutsdek en geringe zeeg, waarbij vaak een bakdek ontbreekt; gefregatteerd: zeilschip met als kenmerk de geringe zeeg van het fregat, echter met meer dan één doorlopend geschutsdek uitgevoerd.A small- to medium-sized warship built around steam or gas turbine propulsion and carrying a range of weaponry, and carrying a helicopter for anti-submarine operations. Vessels of this type are now distinguished from Destroyers by not having a long-range (area defence) anti-aircraft missile system, Warships of this type have traditionally tended to operate as part of larger formations rather than independently, being similar to Destroyers in this respect.
  • Oorlogsschepen
    Een oorlogsschip, ook oorlogsbodem, wordt gebruikt voor de oorlogsvoering te water. (Wikipedia)A ship that is built and primarily intended for war.
Werk
Breedte
11.5 cm
Hoogte
51.0 cm
Lengte
58.0 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Onbekend
Datering
Materiaal
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
  • Touw
    Koord; bundel garen die eerst tot een draad gesponnen wordt, waarna meerdere draden tot een streng of kardeel worden geslagen. Meerdere kardelen bij elkaar vormen een touw.Zwaar koord, tenminste 6,35 mm in diameter, dat is gevormd door twee of meer strengen van natuur- of kunstvezel ineen te draaien. (Toegepaste Kunst Project, RKD)Een touw of koord is een middel om zaken bij elkaar te binden, of om trekkrachten over te brengen. In het laatste geval gebruikt men vaak een dikkere variant, kabel of zeel die bestaat uit ineengedraaide strengen. Dit zijn op hun beurt weer om elkaar heen gedraaide draden of vezels.
  • Textiel
    Textiel is letterlijk 'al wat geweven is'. Het woord is afgeleid van het Latijnse woord 'texere' dat weven betekent. (Wikipedia)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA

Trefwoorden