Datering
Maker Wiensen Jelmers

Speelscheepje in de vorm van een Baltimoreschoener.

Speelscheepje. Model in de vorm van een Baltimoreschoener met twee masten. Uitgehold blokmodel. Rondhouten en tuigage: Het model heeft twee masten en een boegspriet. De beide masten zijn voorzien stengen, die daaraan met twee metalen beugels (ezelshoofden) zijn bevestigd. De fokkemast wordt aan de voorkant gehouden door twee vaste (ongetakelde) voorstagen op de boegspriet. Aan weerszijden wordt fokkemast gehouden door een staand want van de vier hoofdtouwen met weeflijnen (touwladders) en door een loped want (bakstag). De fokkesteng wordt aan de voorkant gehouden door een vaste voorstag van de top van de steng naar de voorpunt van de boegspriet. De grote mast wordt aan de voorkant gehouden door twee voorstagen die zijn vastgezet op ogen in het voordek. Aan weerszijden wordt de grote mast gehouden door een staand want van drie hoofdtouwen zonder weeflijnen en door een lopend want (bakstag op het achterdek. De grote steng wordt gehouden door een voorstag op de top van de fokkemast. De zijstagen (staand en lopend want) zijn aan de boorden vastgezet met puttingijzers. De boegspriet rust in een stoel op het voordek en is met een beugel vastgezet op de voorsteven. Aan de onderkant wordt de boegspriet gehouden door een waterstag van het midden van de boegspriet naar de scheg. Van de voorpunt van de boegpriet lopen twee waterstagen naar een metalen stampstok (schuin naar beneden wijzende stok die ook wel Spaanse ruiter werd genoemd) en splitsen zich achter deze stok in twee stagen die zijn vastgezet op de voorsteven. Aan weerszijden wordt de boegspriet gehouden door een boegwant van twee hoofdtouwen die zijn vastgezet op de buitenkant van de het boeisel. De bovenkant van de boegspriet hangt in de voorstagen van de fokkemast. Het model is niet uitgerust met zeilen. Wel zijn er ra's, een gaffel en een giek aangebracht, alsmede de vallen en schoten van de zeilen. Aan de voorkant van de fokkemast kunnen een stagfok en een kluiverfok gehesen worden. De vallen van de beide fokken zijn vastgehaakt aan lussen aan de beogspriet: die van de kluiverfok op de punt van de boegspriet en die van de stagfok halverwege de boegspriet. De fokkeschoten ontbreken. Aan de fokkemast zijn drie ra's gehangen. Alle drie ra's zij voorzien van schoten aan de uiteinden ervan. De schoten van de onderste ra lopen rechtstreeks naar beneden en zijn belegd op het boeisel. De schoten van de middelste ra lopen via blokken aan het onderste ezelshoofd van de grote mast en zijn belegd op klampen aan de voet van de grote mast. De schoten van de bovenste ra lopen via het bovenste ezelshoofd aan de grote mast en zijn belegd op klampen aan de voet van deze mast. Aan de achterkant van de fokkemast is plaats voor een gaffelzeil. Daartoe hangt een gaffel aan de fokkemast. Aan de top van de gaffel zijn geerden gemaakt. Dit zijn touwen die lopen van van de gaffeltop naar de beide boorden en hebben tot doel de gaffel in bedwang te houden. Het langsscheepse zeil aan de gaffel zeil wordt gezeild met losse broek, dat wil zeggen zonder giek. De grote mast is voorzien van een grote gaffel en een grote giek. Daaraan kan het grootzeil gehesen worden. De gaffel wordt gehesen met een piekeval en een klauwval. Tussen de top van de gaffel en de top van de grote steng loopt een lijn. De giek hangt aan de voorkant met een zwanehals in een oog in de mast. De achterkant van de giek hangt in een kraanlijn. Tussen de top van de gaffel en de achterkant van de giek loopt een lijn. De grootschoot loopt door een dubbelschijfsblok aan de giek en is belegd op een hakkeblok dat is vastgezet op een overloop op de spiegel. De vallen van de zeilen en de schoten zijn belegd op de nagelbanken aan de voet van de beide masten en op klampen aan de mast. In de top van de fokkemast een blauwe vlag met Hollands hoekje (dorpsvlag van Heeg). In de top van de grote mast is aan een vlaggenlijn een vlaggenstok met rode vleugel gehesen. Aan de lijn tussen de top van de gaffel en het achtereind van de giek is een rood-wit-blauwe vlag geknoopt. De blokken zijn van hout en zijn niet voorzien van lopende schijven. De romp: Het voorschip heeft een vorm van een schoener: scherp met een puntige scheg. Het achterschip heeft een zwaar overhellende spiegel. De bodem is rond en buikig en voorzien van een grote kiel, die aan de onderkant is verzwaard met metaal. Het model van voor naar achter: Op de scheg is een soort kluivernet geschilderd. Op de voorsteven de boegspriet. Daarachter de stoel waarin de de achterkant van de boegspriet rust. Over de boeisels liggen twee ankers. De ankerkettingen lopen door de kluisgaten naar binnen, lopen over de braadspil en daarna door klapmutsen (L-vormige buizen) door het voordek naar binnen. Achter de braadpil een luikhoofd met scharnierbaar, bol luik. Aan de voet van de fokkemast een nagelbank. Tussen de beide masten het luikhoofd van het ruim, dat is bedekt met één groot luik, en een kaapstander. Achter de grote mast een nagelbank en een lichtkap met traliewerken in de zijwanden. Achter het staande want van de grote mast zijn aan beide kanten davits gemaakt waarin sloepen hangen. Het achterdek is verhoogd. Het is te bereiken met twee trappen. Langs de trappen leuningen en langs de randen van het achterdek relingen. Tussen de beide trappen is in de voorwand van het achterdek een deur met bolle overkapping gemaakt. In het midden van het achterdek een ronde lichtkap. Net voor de spiegel staat op het achterdek een houten stuurkast met stuurwiel. Op de boeisels bij de trappen naar het achterdek is aan beide kanten de naam van het schip geschilderd: 'ZEEMEEUW'. De spiegel is versierd met een opgeplakte touwrand met knoop. Daarbinnen is een geschilderd opschrift: 'ZEEMEEUW / VAN HEEG / AV / GESTRAND OP AMELAND / 13 DESEMBER 1823'. Kleuren: De romp is zwart. Het onderwaterschip is wit. Het boeisel is voorzien van een brede gele bies en twee smalle rode biezen. Op de scheg is een bladertak geschilderd (als op klippers) en een kluivernet. De binnenkanten van de boeisels zijn wit. De dekken zijn lichtbruin. De stoel van de boegspriet, de braadspil en het luik op het voordek zijn wit. De luik tussen de beide mast is bruin. De kaapstander is wit met op de kop een rode ster. De lichtkap achter de grote mast is wit met een rode bies. De relings van het achterdek zijn wit. De deuren tussen de trappen zijn zwart. Het stuurhuis op het achterdek is zwart. De rondhouten zijn gelakt. Het opschrift op het achterdek is wit op een zwarte achtergrond. Accessoires: een stander, twee sloepen en twee ankers.
Het speelscheepje werd vervaardigd voor Anne Annes Visser (Heeg 1809-1895). Zijn vader gaf het mee aan een schipper van een palingaak, die het zou tuigen. De aak verging echter. Jaren later zag Anne zijn scheepje in een winkel in Amsterdam. Het bleek op Ameland aangespoeld te zijn en door de vinders in Amsterdam verkocht. Vader Anne Annes kocht het terug. In het archief van W. en A. Visser in het compagnie reedersboek staat: ' t' Schip of aal-aak Cornelia, schipper Johan Haantjes den 3 de Des. 1824 uit Texel in Zee zeilder Gedestineerd na London, is den 13 december 1824 op de Kalkman bij het Vriesche gat zonder volk gestrand, alles eraf en eruit, en is daar weder afgebracht den 21 february 1823 voor de zomma f.1100,-'. Het model werd teruggevonden in een ingestort huis in Franeker. Het model was zeer gehavend: een romp en enkele losse onderdelen (de braadspil, het luik op het voordek, de kaapstander, de lichtkap, de stuurkast, een van de sloepen en één blokje).
De schoener is een zeilschip met scherpe romp, getuigd met gaffelzeilen, gaffeltopzeilen en stafzeilen. Oorspronkelijk had het type twee masten, later meer (tot 7). Schoeners worden gebruikt voor de koopvaardij, visserij, marine, loodsdiensten, douane en pleziervaart. De langsscheepse tuigage had als voordeel dat het door een veel kleinere bemanning kon worden behandeld dan een vierkant tuig. In Amerika ontwikkelde het type zich geheel zelfstandig, met name in Virginia en Baltimore. Vooral het tuig van de schoener was populair. Het werd ook op andere schepen toegepast: schoenerbark, schoenerbrik, schoenergaljoot, schoenerkof en schoenerkits.
literatuur: - Jaarboek Fries Scheepvaart Museum 1982, pp. 17-18.

Identificatie
Titel
Speelscheepje in de vorm van een Baltimoreschoener.
Objectnummer
FSM-1982-002
Objecttype
  • Speelschepen
  • Speelgoed
    Objecten oorspronkelijk gemaakt als speelgoed.
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000014250
Over
Onderwerpen
  • Schoeners
    Te gebruiken voor zeilschepen met gaffeltuig, met twee of meer masten, met name diegene met slechts twee masten waarvan de achterste mast langer is dan de fokkenmast; gebruik 'kitsen (vaartuigen met gaffeltuig)' of 'yawls (zeilvaartuigen)' voor tweemasters waarvan de achterste mast de kortste is. (AAT)Langsscheeps getuigd schip met twee masten waarvan de achterste de grote mast is.A decked sailing vessel, having fore-and-aft sails on two or more masts. Several variants have been recognised within this generalised type of vessel, which was used for a variety of purposes.
Werk
Breedte
21.5 cm
Hoogte
156.0 cm
Lengte
106.0 cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Wiensen Jelmers
Datering
Materiaal
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA

Trefwoorden