Datering
Maker Onbekend

Verzameling zilversmidsgereedschap en gietvormen.

Verzameling zilversmidsgereedschap en gietvormen. De onderdelen: 1-7 Drijfstempels van oorijzerknoppen. Enkele zijn dubbelzijdig 8-21 Drijfstempels voor boekbeslag, sierranden, medailles en strooimotieven. Enkele zijn dubbelzijdig. 22-23 Koperen proefstukken van oorijzerknoppen (potknoppen) 24-30 Mallen van likeurlepels, een paplepel, een beursbeugel en een mesheftversiering. 31-41 Gietvormen van boekbeslag, medaillons, handgrepen, etc. 42 Mal van een oorijzer 43-44 Meetstok (afgebroken) en elf toetsnaalden 45 Graveerbeitel 46 Magneet 47 Drijfhamer 48-53 Onderdelen van onbekende gereedschappen
Het zilversmidsgereeeschap is afkomstig uit de zilversmederijen van de families Reitsma uit Sneek en Kuipers uit Workum. De collectie werd verworven in 1950. In het artikel in het Sneeker Nieuwsblad daarover (14 juli 1950) is er sprake van dat eerder al dergelijk gereedschap van de zilversmidsfamilie Reitsma uit Sneek / Lemmer in het museum is terechtgekomen. Omdat de collectie ongenummerd bij elkaar werd bewaard is niet meer na te gaan welk gereedschap uit welke familie afkomstig is. Namen van de familie Kuipers die aktief waren als zilversmid in Workum: Albert Hendriks Kuipers, De Weduwe Albert Hendriks Kuipers, Robijn Alberts Kuipers, Ruurd Alberts Kuipers. De laatste firmant was Jan Kuipers (overleden in Workum in 1937). De familie was aktief als zilversmid gedurende de hele 19de eeuw en in de 20ste eeuw tot 1937. De familie Reitsma was aktief als zilversmid in Sneek. Namen: Hendrik Reitsma, Steven Tjittes Reitsma, Tjitte Stevens Reitsma, Steven Reitsma. De laatste Reitsma die zilversmid was, was Steven Reitsma. Hij overleed in Sneek in 1948.
literatuur: - Jaarverslag Fries Scheepvaart Museum 1949 - Sneeker Nieuwsblad 2 sep. 1949, 21 juli 1950

Identificatie
Titel
Verzameling zilversmidsgereedschap en gietvormen.
Objectnummer
FSM-J-273
Objecttype
  • Gietvormen
    Gietvorm voor loden glasroeden: Bestaat uit twee ijzeren helften, die aan de onderzijde draaiend aan elkaar bevestigd zijn. Ze worden klemmend op elkaar bevestigd. In gesloten toestand blijven twee H-vormige sleuven vrij. Daarin wordt vloeibaar lood gegoten. Na afkoeling worden de twee helften van elkaar gedraaid en komen de ruwe loodstrippen vrij (Van aaks tot zwei).
  • Gereedschap
    Gereedschap, apparatuur en benodigdheden oorspronkelijk gemaakt voor het beheer, toezicht, vangen, oogsten of verzamelen van hulpbronnen of te transformeren of wijzigen van bepaalde materialen, zowel ruw als bewerkt. (Nomenclature 3.0 for Museum Cataloging)
  • Hamers
    Hamer met houten steel en tegenover het hamereind een bijlvormig deel, waarin een uitkeping voor het uittrekken van spijkers. (Van aaks tot zwei)Werktuig om te slaan of te kloppen. Het bestaat uit een houten of ijzeren blok dat langwerpig, kubisch of samengesteld van vorm is. Loodrecht erop is een steel bevestigd. Verschillend van vorm, naar gelang het voor timmeren, leidekken, steenhouwen, bikken, smeden, pletten enz. gebruikt wordt. Zie ook tekening leidekkersgereedschap. (Haslinghuis)
  • Oorijzers
    Het oorijzer vormt een belangrijk onderdeel van sommige Nederlandse streekdrachten. In de 16de en 17de eeuw droegen vrouwen uit de burgerij eenvoudige het hoofd omsluitende beugeltjes om de kleine modemutsjes op hun plaats te houden. Toen deze oorijzers uit de mode raakten, bleven ze in veel streekdrachten in gebruik. Op sommige plaatsen maakten ze, samen met de muts, langzaam een grote verandering in vorm door. De vorm werd typerend voor die speciale plaats of streek. Naar gelang de plaatselijke mode en de financiële mogelijkheden van de draagster zijn oorijzers van goud, zilver, messing of verguld metaal. (AAT-Ned)
  • Stempels
    Gereedschap met een ijzeren steel. zoals ook beitels die hebben. Onderaan zijn enkele korte rijen punten op de wijze van een bouchardhamer ; Beitels die los aan de steel bevestigd zijn maar zo dat ze niet draaien kunnen. De stokbeitel dient om met behulp van een hamer ijzeren platen af te hakken. (MARDOC)
  • Mallen
    Een mal is een gietvorm waarmee een afgietsel van een voorwerp of een onderdeel wordt gemaakt. Vloeistof wordt in de mal gegoten en stolt, waardoor de na te maken vorm ontstaat. (Conservation Dictionary)In hout, gips, steen of metaal gesneden, verdiepte vorm, mogelijk aangevuld met een tegenvorm. Wordt gevuld met een zachter materiaal dan de mal ter verkrijging van een voorwerp. Zo zijn er houten mallen voor koeken, gipsen mallen om wassen beeldjes mee te maken of mallen van steen voor de vervaardiging van bijvoorbeeld tin-loden pelgrimsinsignes of devotiebeeldjes van klei (die vervolgens worden gebakken). RT matrijs; pons. (Religieus Erfgoedthesaurus). In negatieve vorm uitgezaagde plank waarmee door de stukadoor een lijst wordt getrokken (Van aaks tot zwei)In negatieve vorm uitgezaagde plank waarmee door de stukadoor een lijst wordt getrokken. (Van aaks tot zwei)
  • Toetsnaalden
Persistente URL
http://hdl.handle.net/21.12111/fsm-collect-1000011249
Over
Onderwerpen
  • Zilver- en goudsmederijen
  • Sneek
Werk
Breedte
cm
Hoogte
cm
Lengte
cm
Museum
Fries Scheepvaart Museum
Vervaardiging
Maker
  1. Onbekend
Datering
Materiaal
  • Metaal
    Alle leden van een grote groep stoffen die meestal een kenmerkende glans vertonen. Het zijn goede geleiders van elektriciteit en warmte, ze zijn ondoorschijnend, kunnen smelten en zijn meestal pletbaar of kneedbaar. (Project Fotografie)Any of a large group of substances that typically show a characteristic luster, are good conductors of electricity and heat, are opaque, can be fused, and are usually malleable or ductile. (Project Fotografie)Een metaal is een materiaal dat in vaste vorm kristallijn is, ondoorzichtig, smeedbaar, pletbaar en een goede geleider van warmte en stroom. (Conservation Dictionary)
  • Hout
    Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen werden meestal in het groeigebied gekantrecht en per vlot of in een schip over water vervoerd. De houthandel en -nijverheid concentreerden zich in Nederland vooral in Dordrecht, Amsterdam, Deventer en later ook in de Zaanstreek. Voor regionaal gebruik concentreerde de houthandel zich ook in plaatsen als ’s-Hertogenbosch, Schoonhoven en Tiel. (Haslinghuis)
Aankoop & Licentie
Licentie
BY-SA

Trefwoorden